Opfriscursus Nederlandse grammaticaregels #1

opfriscursus Nederlandse grammaticaregels

Blog   •   14 juli 2020

Grammaticaregels op een rijtje

Een tijdje geleden plaatste ik een artikel over het taalniveau van de gemiddelde Nederlander. In de week die daarop volgde, had ik een BBQ met een aantal vrienden. Zij gaven tijdens het bereiden van het eten lachend aan dat hun taalniveau toch echt wel boven het gemiddelde (niveau B1) zou zitten, want het schrijven van teksten gaat ze over het algemeen goed af.

Omdat ze toch benieuwd waren naar hun uitslagen besloten ze om een taalniveautest te maken. Zelfverzekerd startte een aantal van hen direct de test. En het resultaat? De uitslagen varieerden tussen taalniveau A2 en B2. Het moeilijkste gedeelte van de test was voor de meesten het vervoegen van werkwoorden en dat vond ik verrassend. In mijn ogen was dat juist één van de gemakkelijkste onderdelen van de overhoring. Als je op de hoogte bent van de regels natuurlijk. Regels die we allemaal – lang geleden – een keer geleerd hebben, maar inmiddels vergeten zijn.

Een onderwerp verzinnen voor het blogbericht van deze week was daarom niet moeilijk; het opfrissen van de Nederlandse grammaticaregels. Zo kun jij jouw kennis snel op peil brengen en wordt het vervoegen van werkwoorden – zonder hulp van Word – weer kinderspel.

Met een -d, -t of toch -dt

Laten we meteen beginnen met het lastigste onderdeel van de taalniveautest, het vervoegen van werkwoorden. Hoe zat het nu ook alweer?

Ik loop                         Stam
Jij loopt                       Stam + t
Hij/zij/u loopt           Stam + t
Wij lopen                    Hele werkwoord
Jullie lopen                Hele werkwoord
Zij lopen                     Hele werkwoord

 Voorbeeld 1

Pieter vind/vindt/vint het lastig om werkwoorden te vervoegen.

Veel mensen vinden het vervoegen van werkwoorden die in de stam op een -d eindigen lastig. Maar blijf kalm en voer simpelweg de volgende stappen uit.

1. Kijk naar wie de actie uitvoert. In dit geval is dat Pieter. Pieter is de derde persoon enkelvoud (hij).
2. Bij het vervoegen van werkwoorden in de derde persoon gebruik je stam + t.
3. Pak de stam van het werkwoord vinden. Dat is vind. Plak hier de -t achteraan.

Het correcte antwoord: Pieter vindt het lastig om werkwoorden te vervoegen.

Voorbeeld 2

Ik raad/raadt/raat het antwoord vast en zeker goed.

1. Wie voert de actie uit? Ik. Ik is eerste persoon enkelvoud.
2. Bij het vervoegen van werkwoorden in de eerste persoon gebruik je alleen de stam van het hele werkwoord.
3. Het hele werkwoord is raden. De stam is raad.

Het correcte antwoord: Ik raad het antwoord vast en zeker goed.

Twijfel je soms? Vervang het werkwoord eens voor het woord lopen of smurfen.

Voorbeeld 

Pieter vind/vindt/vint
Pieter loopt..
Pieter smurft..
Je hoort hierdoor dat het werkwoord op een -t moet eindigen. Je pakt de stam van het werkwoord vinden en plakt er een -t achteraan.

Het correcte antwoord: Pieter vindt…

Dat geld/geldt/gelt ook voor..
Dat loopt ook voor..
Dat smurft ook voor..

Je hoort dat het werkwoord dus sowieso op een -t moet eindigen. De stam van gelden is geld. Dus het wordt geld+t.

Het correcte antwoord: Dat geldt ook voor…

‘t Kofschip

Ken jij het ezelsbruggetje van ’t kofschip nog? We gebruiken het om te achterhalen of een voltooid deelwoord op een -t of een -d eindigt.

Voorbeeld

Gisteren is er iets leuks gebeurt/gebeurd.

Hoe je ’t kofschip toepast:

Pak de stam van het werkwoord, in dit geval gebeur.
Neem de laatste letter, een R.
Controleer of de R voorkomt in ’t kofsschip
De R komt er niet in voor en daarom schrijf je het voltooid deelwoord van gebeuren met een D op het einde.

Komt de letter wel voor in het ’t kofschip, dan schrijf je het desbetreffende voltooid deelwoord met een T op het einde.

Voorbeeld

Zij hebben gisteren met elkaar gekust.
Het hele werkwoord is kussen, de stam is kus.
De laatste letter van de stam is een S. Deze komt voor in ’t kofschip.
Het voltooid deelwoord van kussen schrijf je hierom met een T op het einde.

Bijvoeglijke naamwoorden

De regel voor het schrijven van bijvoeglijke naamwoorden is simpel. Eindigt het voltooid deelwoord op een -d of een -t, dan houd je het bijvoeglijk naamwoord zo kort mogelijk. Geen dubbele klinkers en dubbele d’s of t’s dus.

Voorbeeld 1

A. De vergrootte foto
B. De vergrote foto

Het correcte antwoord: de vergrote foto.

Voorbeeld 2

De beantwoordde brief
De beantwoorde brief

Het correcte antwoord: de beantwoorde brief.

Eindigt het voltooid deelwoord op -en? In dit geval eindigt ook het bijvoeglijk naamwoord op -en.

Voorbeeld 1

Voltooid deelwoord: Het boek is verdwenen.
Bijvoeglijk naamwoord: Het verdwenen boek.

Meer informatie over grammaticaregels

Zo, dat was het dan. Deel 1 van de opfriscursus Nederlandse grammaticaregels;).
Binnenkort deel 2, want er zijn natuurlijk nog veel meer regels die in de vergetelheid zijn geraakt.
Ideeën over welke regels je graag behandeld zou willen zien? Laat het me weten in de comments.

Contact

Welkom! In mijn blog lees je alles over tekstschrijven. Op zoek naar tips, informatie of inspirerende artikelen over het schrijven van (online) content? Iedere twee weken plaats ik een nieuw bericht.

Verzoekjes of opmerkingen?
Ik schrijf graag over dingen die jou interesseren. Laat het me weten: info@tekst-atelier.nl

Heb jij een onderneming en wil je ook graag een blog beginnen? Houd mijn blog dan in de gaten voor tips.

Geen tijd of inspiratie om zelf een blog bij te houden? Een tekstschrijver inhuren voor het schrijven van blogs is een waardevolle investering. Geef het uit handen en laat mij jouw online zichtbaarheid vergroten.